Artikelen

Fleur Bax

We willen allemaal naar huis

logo

We willen allemaal naar huis

Ik loop door de Koopvaardijstraat in Tilburg. Het is bijna kerst, of al geweest, ik weet het niet zeker, al deze dagen vermengen zich en de tijd dat ik in mijn ouderlijk huis ben lijkt eindeloos sloom en snel tegelijk. Terwijl we bij de Piushaven wijzen op alle zaken die gesloten zijn sinds onze jeugd (redelijk wat), de nieuwe tenten die geopend zijn (heel erg veel) en alle café’s die onveranderd bleken (eentje), doemt er op het einde van de Koopvaardijstraat… niets op. De mistroostige maar vertrouwde herkenbare flats op de Piusstraat en Vorstenhof zijn met de grond gelijk gemaakt en de restanten ervan liggen als slapende hoekige reuzen aan de weg achter een hek.

Foto’s net voor of net na de sloop dragen dezelfde sfeer met zich mee, alsof je naar een oude foto van een Oost-Europese industriestad kijkt. Vergaande glorie. Toen ik jonger was had ik een pesthekel aan Tilburg; ik vond het lelijk, er was geen moer te doen en dichtbij België zijn vond ik niet echt een pluspunt (want dat betekende verder van Amsterdam, daar waar Het Bombastische Leven zich afspeelde).

In de film Stad (1984) van Jan Ketelaars en Paul van den Wildenberg ziet Tilburg er ook niet bepaald uit als Parijs of mijn geliefde Amsterdam. Vroeger bekend als “wolstad”, nu resten slechts droevige overblijfselen van die wolindustrie. Destijds met vele lege plekken waar ooit gebouwen stonden is het een stad “zonder hart”; een plek die zijn wortels kwijtgeraakt was en die zichzelf steeds lijkt te ontkennen. Jan en Paul maakten dit filmische portret in strakke kaders en suggestief geluid en proberen daarmee de (toen) onzichtbare stad voelbaar te maken. Net als ik vertrokken zij als jongvolwassenen uit Tilburg om een carrière als filmmaker na te jagen elders in het land. Hoe kijken zij nu terug op dit portret wat zij van Tilburg maakten? Zien zij de stad nog steeds op deze manier? Wat dachten zij te vinden op andere plekken wat in Tilburg miste?

Een aantal maanden eerder maakte ik een foto van het Koningsplein net voor een storm zou losbarsten. De onheilspellende lucht leek het lot van dit plein te weerspiegelen: er zou met veel kabaal een storm overheen razen om vervolgens plaats te maken voor nieuwe plannen. Ik moet denken aan alle mensen die er woonden en die een nieuw thuis moeten maken op andere plekken. Ik moet ook denken aan het krakkemikkige maar statige pand waar ik meer dan vier jaar woonde in Utrecht tijdens mijn filmstudie. Er was in geen jaren wat vernieuwd. Een bevriende filmmaker filmde ooit in mijn keuken, omdat hij een scène wilde maken over Joegoslavië in de jaren ’90. Laatst deelde een vriendin mee dat het verbouwd gaat worden. Alles gaat eruit en er komen appartementen in.

Of andere plekken, in willekeurige volgorde: het huis van de vuurtoren aan zee waar ik in de zomers opgroeide als kind, nu teruggegeven aan Staatsbosbeheer sinds de laatste erfgenaam overleed en waar op de overgroeide duin niks meer herinnert aan de moestuin en de vooroorlogse inrichting van het huis. De bloeiende velden van een natuurcamping rondom een koel meer ergens in Brabant waar we zomers lang kampeerden, nu opgekocht door een miljonairs-baas van een beddenwinkel die er een ‘man-cave’ wilde bouwen. Of mijn stenen kamer in Jeruzalem, in een huis dat ik deelde met een aardige jongen, een vurige kat en een occasionele hagedis of salamander en waar de brandende hitte zinderde op het dak. En misschien wel het grootste gemis: ons oude huis, het huis waar ik opgroeide, waarvan mijn hersenen alle herinneringen goud en warm kleuren, als vergeelde foto’s.

Melancholisch terugdenken aan plekken waar ik me thuis heb gevoeld is verweven met wie ik ben als filmmaker en met wat ik maak. Dat is niet alleen maar somber. Dit besef van wat er niet meer is laat juist ook zien wat er wél was. Herinneringen aan plekken waar je je thuis hebt gevoeld zijn een bodemloze inspiratiebron voor kunst. En het doet me meer stilstaan bij wat ‘thuisvoelen’ nu eigenlijk inhoudt.

Mijn interesse in thuis-zijn heeft ook met de huidige tijd te maken: ik behoor tot een generatie voor wie het niet meer vanzelfsprekend is vaste woonruimte te hebben of een huis te kopen. Maar kunst maken en nadenken over wat het betekent om ergens thuis te zijn maakt dat ik me constant goed realiseer wat voor geluk ik heb om me überhaupt ergens thuis te voelen en warm en droog dit stuk te kunnen schrijven.

mensen ontheemd als in deze eeuw. UNHCR (de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties) spreekt van 82,4 miljoen mensen in 2020 die op de vlucht zijn voor geweld, oorlog en natuurrampen. Deze getallen en termen worden bijna abstract omdat ze vaak in het nieuws verschijnen; persoonlijke verhalen en gezichten gaan hierdoor soms verloren. Hoe ga je om met de constante dreiging van het mogelijke verlies van je huis?

De fotograaf en kunstenaar Hrair Sarkissian maakte de filminstallatie Homesick (2014), waarin hij het huis van zijn ouders in Damascus in een schaalmodel reconstrueerde en vernietigde. Sarkissian groeide op in dit gebouw en woonde hier totdat hij Syrië verliet in 2008. Het is de plek waar hij thuishoort, de plek die zijn herinneringen waarborgt en een plek die de identiteit van zijn familie vasthoudt. Met Homesick vertelt hij een verhaal dat - gezien de politieke situatie en de herhalende vernietigingen - op ieder moment zou kunnen plaatsvinden. Door de realiteit vooruit te spoelen en dat wat kán gebeuren al te laten plaatsvinden, onderzoekt hij of dit verlies al gevoeld kan worden.

Een maquette van een huis komt vaker terug in kunst over ontheemding en een thuis verliezen. Kunstenaar, actrice en filmmaker Raida Adon behandelt vaak het gegeven: Wat als dat thuis er nooit écht was? Met haar achtergrond als Palestijnse vrouw in Israël is het gevoel van ontheemding altijd aanwezig. Ook zij maakt soms gebruik van schaalmodellen om concreet een thuis vorm te geven. In de video-installatie House (2009) loopt ze met een maquette van een droomhuis op haar hoofd door de drukke markt bij de Damascuspoort in Jeruzalem. Terwijl ze loopt langs vrouwen met koopwaar op hun hoofd en Israëlische soldaten, wordt het duidelijk dat er geen ruimte is om haar huis een plek te geven.

En ik? Hou ik ook vast aan een idylle? Is een vuurtorenwachtershuis mijn ideaalbeeld van thuis? Is dat realistisch? Een personage dat ook vasthoudt aan een ideaal thuisgevoel is Marthe (gespeeld door Isabelle Huppert) in de dramafilm Home (2008) van Ursula Meier. Deze film heeft een compleet andere (licht absurdistische) inslag, maar het gevoel van grond die onder je voeten wordt weggeslagen is ook hier aanwezig. Een familie woont op een idyllische plek naast een verlaten snelweg, en wanneer deze weer in gebruik genomen wordt, zet Marthe, de moeder van het gezin, alles op alles om het thuisgevoel te bewaken. Filmmaker Ursula Meier noemde het een roadmovie maar dan andersom; een weg vanuit het perspectief van een huis, waarbij die snelweg als een spiegel van de wereld dient en het huis binnendenderen met alles wat er mis is in de huidige samenleving. En toch kan je zó verbonden zijn aan een plek dat je er voor geen goud weg zou willen. De letterlijke plek is hier heilig.

Voel ik dit ook zo met al mijn ‘thuizen’ die er niet meer zijn? Gaat het om de letterlijke locatie, de tastbare stenen, de vertrouwde verf op de kozijnen? Waarom voel ik melancholie bij de sloop van een plein in een stad waar ik zelf niet eens meer woon? Als ik naar het werk kijk van Paul van den Wildenberg en Jan Ketelaars, is het een combinatie van elementen; zowel de plek en de grond als de spullen en de rituelen die daaromheen zijn opgebouwd. In hun documentairefilm Thuis (1996) portretteren zij bewoners in hun huizen terwijl die vertellen en tonen wat hun huis een thuis maakt. Een van de bewoners zegt liefkozend vanaf haar fauteuil dat ze vanaf daar alles kan overzien en haar mooie spullen bij de hand heeft. Deze film laat duidelijk zien hoe mensen een thuis maken; onafhankelijk van het gebouw waarin ze wonen, met de middelen die er zijn.

Een film die dit op andere wijze aantoont, is de recentere Perfect Days (2023) van Wim Wenders. Het hoofdpersonage Hirayama beleeft zijn dagen in eenvoud terwijl hij werkt als toiletschoonmaker in Tokio. Thuis heeft hij een strakke routine waar hij amper vanaf wijkt: hij leest zijn boeken voor het slapen onder dezelfde lamp, hij vouwt zijn slaapspullen op dezelfde manier op en verzorgt de stekjes in zijn kamer iedere ochtend voordat hij vertrekt. Voor hem is er juist in deze routine ruimte voor verwondering en bewustzijn voor alles om hem heen. Dat herken ik wel; alles met aandacht benaderen zorgt ervoor dat je een plek eigen maakt.

Hoe belangrijk zijn rituelen voor het thuisgevoel? Een film die raakt aan het thuisgevoel los van letterlijke huizen, is Smoke Sauna Sisterhood (2023) van Anna Hints. Een Estlandse saunatraditie waarbij vrouwen in de film zichzelf blootgeven door met elkaar te delen over wat er speelt in hun levens. Het ritueel van de Estlandse saunatraditie maakt dat er ruimte ontstaat voor vrouwen om met elkaar te delen wat er speelt in hun levens. Een community kan soms meer een thuis zijn dan een huis.

Veiligheid en geborgenheid vind je soms meer in iemands armen dan tussen muren. Een van mijn favoriete korte documentaires, Breakwater (2019) van Cris Lyra, laat dit ook zien. Een groep queer vriendinnen in Brazilië steunt elkaar wanneer ze het hebben over onzekerheden, moeilijkheden van opgroeien in Brazilië als vrouw en trauma’s door protesten en politiegeweld. De veiligheid is niet vanzelfsprekend in het gebied waar ze wonen, maar wel onderling.

Ik woon nu in een huis met een eigen badkamerspiegel, eigen stapels boeken op de vensterbank, eigen borden en bestek en mijn eigen uitzicht op een reiger die woont op het binnenplein. Mijn thuis. Ik denk soms aan mijn vorige thuizen. Het lege Koningsplein, dat ligt te wachten op nieuwe bedrijvigheid, in een stad die ik ooit zo verafschuwde maar nu in mijn hart sluit. De duin met het vuurtorenwachtershuis die er nu uitziet als alle andere in Nederland, de groene weide waar hopelijk niet te veel ‘men’ in ‘caven’ zitten en mijn oude huis waar alleen de fundering nog van hetzelfde is; al deze thuizen zijn er niet meer, maar toch ook weer wel. De mensen en rituelen eromheen zijn nog steeds bij mij en vormen mijn thuis, ook al zijn het niet allemaal tastbare plekken waar ik woon.

Deze tekst heb ik geschreven in de aanloop naar het filmprogramma We Willen Allemaal Naar Huis, dat ik cureerde voor Pop Up Cinema.

Tijdens de eerste avond kijken en bespreken we de films Stad (1984) en Thuis (1996) samen met de makers Jan Ketelaars en Paul van den Wildenberg in De Nieuwe Vorst op 21 februari.

De tweede avond komt kunstenaar, actrice en filmmaker Raida Adon om haar korte films en installaties te bespreken, waarbij ook haar schilderwerk aan bod zal komen. Dit is in NS16 op 15 maart.

We sluiten het programma af in De Nachtzuster, een fijne communityruimte waar we de film Smoke Sauna Sisterhood (2023) van Anna Hints zullen kijken. Stadsdichter Frederike Luijten zal de film inleiden. Dit is op 27 maart.